Samen uit, samen thuis

Met het nieuwe Vlaamse regeerakkoord wordt inburgering minder vrijblijvend gemaakt en stapt Vlaanderen af van het gratis inburgeringsbeleid. Nieuwkomers zullen in de toekomst een financiële bijdrage moeten betalen voor het doorlopen van een inburgeringstraject. In Brussel zorgt dit voor de nodige complicaties. Beleidskeuzes kunnen in Brussel meer dan daarbuiten onbedoelde en zelfs ongewenste effecten hebben. Zoals een onevenwicht tussen een betalend Vlaams integratietraject en een gratis Franstalig traject. Dat willen we uiteraard niet want we willen mensen niet naar het Franstalige traject duwen. En laat de N-VA nu net de partij zijn die dé voortrekker is inzake de vrijwaring van het Nederlands in onze hoofdstad. Kortom, ook in Brussel bepleiten we het Vlaamse betalende model, maar dan op basis van ‘samen uit, samen thuis’.

Nu, het belangrijkste is natuurlijk dat de verplichting in Brussel er komt. Ter herinnering: in de rest van Vlaanderen geldt verplichte inburgering al sinds 2004 – vooral op aansturen van de N-VA. 13 jaar later, in 2017 kwamen de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschapscommissie en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie overeen om inburgeringstrajecten voor nieuwkomers verplicht te maken vanaf 1 januari 2020.

Verzuim en institutionele spelletjes

Jammer genoeg vormen zelfs gemaakte afspraken in Brussel geen garantie voor een succesvolle toepassing in de praktijk. Na uitspraken in het Brussels Parlement van Brussels minister Alain Maron (Ecolo) lijkt het meer en meer waarschijnlijk dat de deadline van 1 januari dode letter zal blijven. Zo zou het technisch en organisatorisch onmogelijk zijn om de wetgeving tijdig in werking te laten treden omdat de gemeenten er nog niet klaar voor zijn. Dan val je toch van je stoel? Wij kijken expliciet naar de Vlaamse ministers Somers (Inburgering) en Dalle (Brussel) om Brussel bij de les te houden. Aanhoudende integratieproblemen in Brussel treffen immers niet enkel de Brusselse samenleving zelf, maar ook de rest van Vlaanderen.

Of heeft Maron, niet bekend om enige Vlaamse sympathie, gewoon geen zin in veel Vlaamse bemoeienis? Hoewel het hele inburgeringsbeleid in Vlaanderen ontstond, droomt Maron wel vaker luidop van het "vergewestelijken" van inburgering en dus van het doorknippen van de band met de gemeenschappen. Recent lieten hij en zijn collega-minister in de Brusselse regering Sven Gatz (Open Vld) immers vallen het wenselijk te vinden dat de verschillende inburgeringstrajecten in Brussel naar elkaar toegroeien en “op termijn evolueren naar één enkel inburgeringstraject”. Misschien eens vragen aan mensen in ‘tweetalige’ ziekenhuizen of rusthuizen hoe efficiënt en tweetalig de Brusselse gewestelijke diensten zijn?

Er moet met andere woorden voortdurend over gewaakt worden dat de Vlaamse bevoegdheden op Brussels grondgebied niet buitenspel gezet worden. Het lijkt ons dat Maron via verzuim en institutionele spelletjes onder het samenwerkingsakkoord tracht uit te komen en de rol van de gemeenschappen probeert uit te hollen. En dat is het laatste wat deze stad nodig heeft.

Brussel, gif mo sjette!

Brussel is immers een enorm diverse stad, die mensen van uiteenlopende origine samenbrengt. Wie het inburgeringsbeleid in Brussel niet ernstig neemt, speelt met de sociale cohesie van onze hoofdstad. Voldoende overleg en constructieve samenwerking tussen de verschillende besturen zijn onontbeerlijk om een kwaliteitsvolle inburgering ook in Brussel te realiseren. Beste Brusselse beleidsmakers, grijp het Vlaamse inburgeringsmodel niet aan als vijandbeeld, maar als voorbeeld.